Een boerenfamilie viert de winterzonnewende, de kortste dag van het jaar, in een klein dorpje. Ze slachten hun vee om voedsel te besparen voor de hongermaanden. De familie verzamelt zich rond de haard, geniet van een feestmaal, vertelt verhalen, zingt liedjes en speelt spelletjes. Ze zijn dankbaar voor wat ze hebben en kijken uit naar de lente. Het verhaal benadrukt traditie, samenzijn, dankbaarheid en de hoop op betere tijden.