
Sign up to save your podcasts
Or


De uitbouw van de gemeente Amsterdam werd na de 2de wereldoorlog geregeld door de ambtelijke dienst Stadsontwikkeling. De dienst ontwierp nieuwe wijken/stadsdelen als Nieuw West, Buitenveldert en tenslotte de Bijlmermeer, start bouw in 1968. De Bijlmer was tevens het laatste project van de Amsterdamse stedenbouwers, die zich onder leiding van Cornelis van Eesteren manifesteerden als dienaars van het functionalisme, een architectenstroming die zich vanaf de 1ste wereldoorlog in Europa manifesteerde. Ze voerden een strenge scheiding door in werken, verkeer, recreatie en wonen. Niet de architectuur was belangrijk maar het optimaliseren van alles wat met het leven van doen had. In de Bijlmermeer bereikte deze scheiding van zaken een absoluut hoogtepunt: strakke hoogbouw zonder poespas, de grootste Amsterdamse huurwoningen ooit voor gezinnen, zo’n 110m2; brede en veilige autowegen op 3,5 meter hoogte, met loop- en fietsverkeer op de begane grond; garages voor de auto’s, enorme parken rond de flatgebouwen en geen enkele vorm van industrie. De Bijlmer was zo veilig en gezond als indertijd mogelijk was.
Anno nu is zo’n 60% van de Bijlmer hoogbouw gesloopt en met name vervangen door rijtjeshuizen, huur en vooral koop. De oude Bijlmer bleef bestaan in de zogenaamde GK kwadrant, het gebied tussen metrostation Ganzenhoef en Kraaiennest, later bekend onder de naam Bijlmer Museum. Oorspronkelijk bevatte het gebied 8 grote flatgebouwen, maar twee ervan – Koningshoef en Grunder – werden gesloopt. Ook Kleiburg dreigde op zeker moment tot gruis te worden vermalen
en daar begint ons gesprek met Jeroen Schilt, een architectuur historicus, die in dienst was bij Monumentenzorg van de Gemeente Amsterdam. Hij vertelt in deze podcast hoe het lukte om het GK-gebied zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke staat te behouden, Het werd een beschermd stadsgezicht, een Amsterdams monument. En daar werden nog de koopflats Gouden Leeuw en Groenhoven aan toegevoegd.
By Bijlmer Museum & Vinger.nlDe uitbouw van de gemeente Amsterdam werd na de 2de wereldoorlog geregeld door de ambtelijke dienst Stadsontwikkeling. De dienst ontwierp nieuwe wijken/stadsdelen als Nieuw West, Buitenveldert en tenslotte de Bijlmermeer, start bouw in 1968. De Bijlmer was tevens het laatste project van de Amsterdamse stedenbouwers, die zich onder leiding van Cornelis van Eesteren manifesteerden als dienaars van het functionalisme, een architectenstroming die zich vanaf de 1ste wereldoorlog in Europa manifesteerde. Ze voerden een strenge scheiding door in werken, verkeer, recreatie en wonen. Niet de architectuur was belangrijk maar het optimaliseren van alles wat met het leven van doen had. In de Bijlmermeer bereikte deze scheiding van zaken een absoluut hoogtepunt: strakke hoogbouw zonder poespas, de grootste Amsterdamse huurwoningen ooit voor gezinnen, zo’n 110m2; brede en veilige autowegen op 3,5 meter hoogte, met loop- en fietsverkeer op de begane grond; garages voor de auto’s, enorme parken rond de flatgebouwen en geen enkele vorm van industrie. De Bijlmer was zo veilig en gezond als indertijd mogelijk was.
Anno nu is zo’n 60% van de Bijlmer hoogbouw gesloopt en met name vervangen door rijtjeshuizen, huur en vooral koop. De oude Bijlmer bleef bestaan in de zogenaamde GK kwadrant, het gebied tussen metrostation Ganzenhoef en Kraaiennest, later bekend onder de naam Bijlmer Museum. Oorspronkelijk bevatte het gebied 8 grote flatgebouwen, maar twee ervan – Koningshoef en Grunder – werden gesloopt. Ook Kleiburg dreigde op zeker moment tot gruis te worden vermalen
en daar begint ons gesprek met Jeroen Schilt, een architectuur historicus, die in dienst was bij Monumentenzorg van de Gemeente Amsterdam. Hij vertelt in deze podcast hoe het lukte om het GK-gebied zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke staat te behouden, Het werd een beschermd stadsgezicht, een Amsterdams monument. En daar werden nog de koopflats Gouden Leeuw en Groenhoven aan toegevoegd.