Een koning belooft zijn stervende vrouw met een even mooie vrouw te trouwen. Hij wil met zijn dochter trouwen, die met behulp van een fee onmogelijke mantels eist: van sterren, maan en zon. Uiteindelijk vraagt ze een ezelsbontmantel, waarna ze vlucht. Ze werkt als "Bontepels" in een herberg. De koning ontdekt haar schoonheid door een sleutelgat, wordt ziek van liefde en verlangt naar een cake van haar. Hij vindt haar ring en spinnewiel in de soep. Op een feest schuift hij de ring om haar vinger en onthult haar, waarna ze trouwen. Ze verzoent zich met haar vader, die hertrouwt. Het verhaal gaat over ontsnapping, vermomming, identiteit en verlossende liefde.