In een bos van hoefbladen leven twee oude slakken die een jong slakje opvoeden. Ze geloven dat hun bestemming is om in een kasteel gekookt te worden en op een zilveren schaal gelegd te worden. De oude slakken regelen een huwelijk voor het jong slakje met een vrouwtjesslak. Na de bruiloft sterven de oude slakken vredig. Het jonge slakkenpaar krijgt veel kinderen, maar geen van hen wordt ooit gekookt. Ze geloven dat het kasteel is ingestort en de mensen zijn uitgestorven. Het is een verhaal over tevredenheid, traditie en het omarmen van een eenvoudig leven, zelfs als het gebaseerd is op onjuiste overtuigingen.