Een kleine Mol beweert tegen zijn moeder dat hij kan zien, ondanks dat hij blind is. Om zijn verwaandheid te ontkrachten, laat Moeder Mol hem aan wierook ruiken, maar hij herkent het als een kiezelsteen. Dit bewijst dat hij niet alleen blind is, maar ook zijn reukvermogen verliest. De korte fabel benadrukt de gevaren van arrogantie en het belang van zelfkennis.