Dit sprookje vertelt over een tijd waarin er nog geen pompoenen waren en de kwaadaardige Pompoenreus de mensen terroriseerde, vooral de dikke prinses Ariadne Diana. Een boer, Patroclus, doodt de reus per ongeluk met een aardappel. Uit de overblijfselen van de reus groeien pompoenen, die de familie van Patroclus ontdekt en omzet in heerlijke taarten. De koning proeft de taart, beleeft er veel plezier aan en beloont de familie, waardoor Patroclus tot ridder wordt geslagen, zijn vrouw een dame wordt en hun zoon met de prinses trouwt. Het verhaal legt de nadruk op moed, vindingrijkheid en het vinden van onverwachte zegeningen in moeilijke situaties. Het kan worden gebruikt om te praten over het overwinnen van angst, het vinden van oplossingen en het vieren van de oorsprong van tradities.