Een ezel ziet een wolf en veins een manke poot om medelijden op te wekken. Hij vraagt de wolf een doorn uit zijn poot te trekken. Terwijl de wolf dit doet, schopt de ezel hem weg en ontsnapt. De wolf, verslagen, rechtvaardigt zijn falen door te zeggen dat hij een slager is, geen dokter. Het verhaal belicht de sluwheid van de zwakkere en de domheid van de machtige.