Hans Wijers kende ik als collega in de professie die op sterk aandringen van zijn partij – d66 – de overstap naar de politiek maakte als minister van Economische Zaken. Door zijn onconventionele, maar open, benadering van zijn werk verwierf hij alom respect. Het meest indrukwekkende was echter nog het feit dat hij niet aan de politiek verslaafd raakte en zich als één van de weinigen kon permitteren om op het hoogtepunt het feest te verlaten.
Na een succesvol ministerschap op economische zaken in het eerste paarse kabinet hield hij de politiek in 1998 alweer voor gezien. Hans Wijers keerde terug naar de consultancy en maakte onlangs een verrassende overstap naar Akzo Nobel bekend
U hebt een Zeeuwse achtergrond?
Een Zeeuws-Vlaamse, om precies te zijn. Dat is anders. Eigenlijk half België. Ik ben geboren in Oostburg, en heb nog in Sas-van-Gent gewoond. En Sas-van-Gent is eigenlijk de wereld van suiker, van Hugo Claus, de geur van suikerbieten, campagnetijd en dat soort dingen. Die geur zal me altijd bij blijven. Ik ben de jongste van vier zonen. Mijn vader had een technische achtergrond, hij was onrustig van karakter, wat ertoe leidde, dat wij zo om de vier jaar verhuisden binnen Nederland. Een wat afwisselend bestaan van een gewone Hollandse familie.
Waar kwam de politieke interesse het eerst boven?
Op de middelbare school. Een leraar organiseerde ooit een discussie in de klas en toen vertelde ik wat mij dreef. Hij zei: Je zou d66 moeten stemmen. Toen had ik nog helemaal geen contacten overigens. Er werd thuis wel over politiek gesproken, niet veel, ik ben er over gaan lezen en was in diezelfde tijd actief in de Europese beweging en dat soort dingen. Dat vond ik gewoon interessant. Ik heb economie gestudeerd in Groningen. Na mijn kandidaats ben ik een jaar met een goeie vriend van mij op reis geweest in Latijns-Amerika. In de eerste drie jaar was het gewoon het gezellige studentenleven, zal ik maar zeggen. Een paar weken voor je tentamens gaan studeren. Maar toen ik terug kwam uit Zuid-Amerika was ik heel gemotiveerd. Ik ben vrij snel en goed afgestudeerd. Toen had de wetenschap me te pakken.
U hebt meteen gekozen voor een promotie?
Ja. Zoals vaak in het leven had dat te maken met iemand die een voorbeeld was. In dit geval was dat professor Henri Baudet; niet eens een econoom, maar een historicus, die op de economische faculteit college gaf en die voor mij wetenschap interessant maakte, met bevlogenheid, een soort breedheid, hij nodigde je ook uit om thuis tentamen te doen, maar ook voor huisconcerten en zo.
Het thema van mijn promotie was Industriepolitiek, wat zeker in die tijd een hot issue was. Ik had klaarblijkelijk een goed gevoel voor timing; ik voelde het een beetje aankomen; ik vond het ook een interessant thema, dat zat op het grensvlak van, zeg maar, overheid en bedrijfsleven. In die tijd schreef Ruud Lubbers als minister van Economische Zaken zijn nota ‘Selectieve Groei’ en waren er allerlei discussies over hoe je het bedrijfsleven zou kunnen beïnvloeden, of juist niet. Er was toen heel veel geld voor bedrijfssteun; daar heb ik toen een redelijk kritisch verhaal over geschreven, want ik geloof daar absoluut niet in.