Studio Veenweide - De Verdieping

Studio Veenweide - De Verdieping #5: Maatregelen


Listen Later

Onderzoeker Jan van den Akker (WENR) geeft in deze aflevering van Studio Veenweide – De verdieping college over maatregelen in het veenweidegebied.
Welke maatregelen zijn er om bodemdaling en broeikasgasemissies in het veenweidegebied tegen te gaan en hoe meten we de effectiviteit van maatregelen?

Daarover hoor je meer in deze aflevering.

www.nobveenweiden.nl
www.stowa.nl
www.veenweiden.nl
www.wur.nl

TRANSCRIPTIE

Ivo de Wijs: Dit is Studio Veenweide: de Verdieping, een serie colleges over de reductie van broeikasgassen in het Veenweidegebied. In het klimaatakkoord hebben we afgesproken dat de Veenweiden gaan zorgen voor het verminderen van een jaarlijkse emissie van 1 megaton in 2030. Hoe gaan we dat doen? Wat weten we al en wat weten we nog niet? Het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden zoekt het uit. In zes afleveringen volgen we de 6-M Cyclus van meten mechanisme, modelleren, MKBA, maatregelen en monitoren. De gastspreker in deze aflevering is--

00:00:40

Inge Diepman: Ingenieur Jan van den Akker, tot voor kort senior wetenschappelijk onderzoeker bij Wageningen Environmental Research en ik kan wel zeggen dat er 40 jaar onderzoekservaring op het gebied van bodemdaling en broeikasgasemissies van Veenweide gebieden hier tegenover mij aan onze mooie lisdodde tafel zit. Dag Jan.

00:00:58

Jan van den Akker: Goedemorgen.

00:00:59

Inge Diepman: Goedemorgen, fijn dat je ons college gaat geven. Even in het algemeen: jij hebt 40 jaar ervaring en volgens mij nog wel meer. Hoeveel jaar ervaring hebben wij eigenlijk als het gaat om maatregelen? Ik heb zelf het gevoel dat we daar nog maar kort mee bezig zijn.

00:01:11

Jan van den Akker: Nee hoor, bodemdaling is al een heel oud iets in Veenweiden, bijvoorbeeld al in de jaren '40 en '50 is men begonnen nabij de Noordoostpolder in Friesland om onderwaterdrainage aan te leggen. Dat was omdat het water vanuit Friesland wegtrok naar de diepere Noordoostpolder waardoor het veen te droog werd en men wilde graag op die manier water infiltreren.

00:01:40

Inge Diepman: Ik merk het al, we gaan heel veel van je leren in het komende college. Heel veel plezier met Studio Veenweide: de Verdieping met Jan van den Akker.

00:01:47

Ivo de Wijs: De M van maatregelen.

00:01:50

Jan van den Akker: Ik zal een beginnen over maatregelen. Maatregelen beginnen eigenlijk met de oudste maatregel: het verhogen van het slootpeil. We moeten bedenken dat het gaat om het verhogen van de grondwaterstand. Als je de grondwaterstand bekijkt in een veenweidegebied, zie je dat gedurende de zomer het land uitdroogt. De verdamping wordt groter dan de infiltratie en dan zie je dat de grondwaterstand in een veenweide perceel lager uitkomt dan het slootpeil en dat kan best diep zijn. Je hebt bijvoorbeeld een slootpeil van 60 centimeter, wat op zich in het westen van het land al vrij diep is. Door de uitdroging en de verdamping kan het grondwater tot een meter diep uitzakken en dat betekent dat er zo ongeveer een meter aan zuurstof wordt blootgesteld. En dat betekent dat je dus veenoxidatie krijgt, oftewel het afbreken van het organische materiaal. Enerzijds verdwijnt er materiaal, dus je krijgt bodemdaling of het veen verandert van structuur en wordt daardoor dichter dus dat veroorzaakt ook weer bodemdaling. Maar door de veenoxidatie krijg je ook CO2 vorming en dat is dus het grootste aandeel van broeikasgassen in het veenweidegebied. Het doel is dus de grondwaterstand te verhogen en het eerste waar je dan aan denkt is het slootpeil verhogen. En dan ga je bijvoorbeeld dat slootpeil van min 60 verhogen naar min 30, dus je gaat het 30 centimeter omhoog brengen. Maar dan zie je dat door de weerstand die de slootkanten hebben, het eigenlijk erg slecht lukt om in het hele middengedeelte van het perceel, de grondwaterstand echt omhoog te krijgen. Dus je moet je ongeveer voorstellen: als jij 30 centimeter slootpeil verhoogt, dan krijg je misschien dat die ene meter uitzakking in de zomer naar 80 centimeter gaat. Dan heb eigenlijk nog steeds 80 centimeter dat aan zuurstof is blootgesteld. Dat schiet niet echt op eigenlijk, dus het valt erg tegen wat je met slootpeilverhoging kunt gaan doen. Dus als je het echt wil vernatten, dan zul je op de één of andere manier het water dichter naar het middengedeelte van het perceel moeten krijgen. Je moet ook bedenken dat hoe breder een perceel is, hoe slechter je dat middengedeelte kunt bereiken vanuit die slootkant. Daarom zie je dat veel percelen erg smal zijn. Dat is landbouwtechnisch niet altijd even waardevol, dus er zijn ook sloten gedempt en dergelijke. Dus je krijgt steeds bredere percelen en je krijgt zelfs dat als een perceel zeer breed is, zeg maar 300 meter, dat de slootpeilen nog dieper moeten worden. Zo is men in Friesland begonnen om de slootpeilen op 1,20 meter 20 of 1,50 meter te zetten en dat gaat dus precies de verkeerde kant op. In Friesland zie je ook dat om die percelen maar droog te krijgen er daar diepe slootpeilen zijn. Dan helpt het dus ook bijna niet meer om die slootpeilen te verhogen. Als je in Friesland met die hele brede percelen het water zou opzetten tot 20 centimeter min het maaiveld, dan bereik je nog steeds die hele brede binnenzijde van die percelen gewoon niet. Het grote doel is dus: hoe krijg je het water naar het middengedeelte van de percelen? We zitten hier in Zegveld en in 2003 zijn we begonnen te filosoferen hoe dit voor elkaar te krijgen. We zijn met zijn drieen om de tafel gaan zitten. Dat was ik, dat was Idse Hoving, een collega van mij, en Joop Verheul, de manager van de proefboerderij in die periode. We kwamen tot het idee van onderwater drains en die zijn dus helemaal niet zo nieuw, maar we wilden gewoon echt proberen deze opnieuw te introduceren en die ook werkende te krijgen, zodat je het grondwater een stuk omhoog kan krijgen richting dat slootpeil. In Zegveld heeft men twee slootpeilen: dat is 20 centimeter min het maaiveld ongeveer en een ander gedeelte, ongeveer de helft, is min 60, min 55 centimeter. Bij die twee slootpeilen zijn we begonnen met onderwater drains. We waren feitelijk bang dat bij het slootpeil van min 20 veel te nat zou worden. Dat was een mooi extreem en die min 60 was een aan de andere kant een beetje een extreem, want dat is ongeveer het diepste slootpeil dat men in het westen van Nederland gebruikte. Op dat moment hadden we eigenlijk niet de technieken zoals we die nu hebben en we hebben gewoon naar de tuinbouw gekeken. Daar heeft men ook onderwater drains en die hebben kettinggravers en die graven dus een sleufje en leggen daaronder een drain en die komt ongeveer tien, vijftien centimeter onder het sloot peil uit. Het water uit de sloot stroomt via de drain en infiltreert in het middengedeelte van het land. Dat was toen zeker het geval, want 2003 was één van de droogste jaren van deze eeuw en we hadden hele diepe grondwaterstanden. We hebben toen ongeveer in september gedraineerd en dat was feitelijk ideaal omdat het toen heel droog was, en men groef dwars op het perceel. Feitelijk zijn we daar later op teruggekomen, want het graven en mixen van de grond bleek later een probleem te worden voor de onderwater drains. Maar op dat moment, zeker in de eerste periode, had je hele goeie resultaten. We konden echt flink richting de slootpeilen komen met de grondwaterstand en we konden dus de grondwaterstand verhogen van één meter naar zo'n 40 centimeter min maaiveld bij de hoge peilen en 70 centimeter bij de lage peilen. Dat was eigenlijk best wel een succes. We zijn toen ook begonnen met bodemdalingsmetingen en het bleek ook na een aantal jaren, want je moet echt lang meten, dat we ongeveer de bodemdaling wisten te halveren. Die was bij het hoge peil ongeveer vijf millimeter per jaar en bij het diepere peil was dat ongeveer tien millimeter per jaar, en dat wisten we dus wel zo ongeveer te halveren. Op zich was dat best wel een succes. We begonnen wel in de gaten te krijgen dat de drains op den duur slechter begonnen te werken en dat hebben we vooral geweten door twee zaken: ten eerste door het graven met de kettinggraver was er veel fijn materiaal waardoor de drains eerder dichtslibde. Ten tweede hadden we er dwars op gedraineerd en daaruit bleek dat de mondingen en de sloot te vaak werden beschadigd en dan krijg je uiteraard ook een verstoring. Wat we daarvan geleerd hebben, is eigenlijk: ga sleufloos draineren en ga ook in de lengte van het perceel draineren, zodat je veel minder van die mondingen hebt. Later hebben we ook geleerd om de drains samen in een collector drain te brengen zodat je feitelijk maar één of twee punten hebt waar het water wordt ingelaten, zodat je op die manier ook veel meer bescherming kunt bieden aan het infiltratie punt vanuit de sloot en zodat je dat ook beter kunt regelen. Dat was dus het begin van onderwater drains. Vervolgens hebben we ook nog manieren gevonden om die effectiviteit ook te verbeteren, namelijk door in de zomer het slootpeil te verhogen, want je wilt druk hebben op je drains en dat kun je in eerste instantie vrij gemakkelijk bereiken door het verhogen van de slootpeilen. In de zomer is het niet zo'n probleem omdat het perceel niet gauw te nat wordt, dus je kunt feitelijk het slootpeil best wel een eind verhogen en bijvoorbeeld van min 60 naar min 30 gaan met jouw slootpeil. En dat betekent dus dat je 30 centimeter extra druk op jouw drain hebt staan en dan krijg je veel gemakkelijker een hogere grondwaterstand. Dat was eigenlijk dus een begin van een volgende fase in de drains en de waterinfiltratiesystemen zoals ze dat nu tegenwoordig noemen, en dat zijn de drukdrains. De drukdrains gaan zelfs verder, dan hebben w...

...more
View all episodesView all episodes
Download on the App Store

Studio Veenweide - De VerdiepingBy Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV)/STOWA