Share Van Delta tot Diepzee
Share to email
Share to Facebook
Share to X
By NIOZ
The podcast currently has 24 episodes available.
Een gesprek vanuit de NIOZ-haven op Texel, de thuishaven van de nationale onderzoeksschepen (research vessels): RV Pelagia, het grote onderzoeksschip dat de Oceanen bevaart en dat zich ten tijde van dit interview op de Noordzee bevindt, RV Navicula, het onderzoeksschip dat onderzoek doet op het Wad en in de Zeeuwse wateren en getuige de lege kade ook is uitgevaren, en RV Stern, de kleinste van de vloot, die wetenschappers afzet op - of ophaalt van zandbanken en onbewoonde eilanden, locaties bevoorraadt en voor kleinere wetenschappelijke klussen op het Wad inzetbaar is. De Stern is de enige die in de thuishaven aan de kade ligt.
Alle drie de schepen worden vervangen, de Pelagia in de iets verdere toekomst, de Navicula volgend jaar, maar de opvolger van de Stern, de RV Adriaen Coenen, is klaar. Het nieuwe schip is genoemd naar de 16e eeuwse Scheveningse vishandelaar Adriaen Coenen, een autodidact die niet alleen vis afsloeg, maar ook tekenaar en schrijver was van het Visboeck, een rijk geïllustreerd compendium van wat er zoal in zee leeft: van haring tot monsters, tot aan de industrie die zich met de visvangst bezighoudt.
In de NIOZ-haven treft interviewer Mathijs Deen de schipper van de Stern, Wim Jan Boon, die hem meeneemt aan boord van het scheepje dat bijna een halve eeuw dienst heeft gedaan, 16 meter lang, blauwe romp, witte opbouw, laag groen achterdek met stevig A-frame.
Ze is aan vervanging toe, en Wim Jan Boon, telt de dagen tot het moment dat hij in haar opvolger zal binnenlopen. De RV Adriaen Coenen maakt een week na het gesprek voor het eerst de oversteek van de werf in Lauwersoog, naar haar thuishaven op Texel.
Video-teaser en korte video over de duurzame RV Adriaen Coenen.
Op de zandbanken en de kwelders of schorren van de waddenzee en de Zeeuwse wateren, waar het getij met bovenmenselijke regelmaat op en af gaat, ontstaan patronen. De zee, een ongedurige beeldhouwer, slaat ieder tij opnieuw sporen in het zand, in de geulen, maar ook in de vegetatie en zelfs in de manier waarop schelpdieren als mosselen zich vastzetten aan de ondergrond en aan elkaar.
Wie maar lang genoeg kijkt, zoals de bioloog Johan van de Koppel, ziet dat er geen willekeur heerst, maar orde. En waar orde heerst, daar is niet alleen een oorzaak die te onderzoeken valt, maar daar is, in geval van Van de Koppel ook de wiskunde, die de patronen waarin de mossels zich organiseren in formules kan vangen.
Een gesprek aan de Oosterschelde over de weerbaarheid van zelf-organiserende mosselen, kreken als bloedvaten, 'Egyptisch boeren' en het visualiseren van de landschappelijke geschiedenis van Zeeland.
De zee voor onze kust is een zandbak, die voortdurend onderloopt met heel onrustig water. Het zand uit de zandbak is in voortdurende staat van beroering: door het tij natuurlijk, het komen en gaan van de vloedgolf, maar vooral ook door de wind. De bodem van Zeeland, Holland, Friesland, Groningen, het is voor een groot deel sediment dat de zee heeft achtergelaten, de helft van ons land is door de zee, in samenspel met de rivieren, neergelegd.
Maar hoe dat precies is gebeurd, hoe de zee het zand met ieder tij en met elke windvlaag opwervelt, vervoert, neerlegt, afslaat, door de zeegaten van Zeeland en het Wad aan- en weer afvoert; dat is een ontzettend ingewikkeld natuurkundig proces, waarover fysisch oceanograaf dr. Theo Gerkema zich al decennia het hoofd breekt.
Foto: Scenic aerial view of tideways and sandbanks in the Lower Saxony Wadden Sea national park at the German North Sea coast during low tide. Heide Pinkall/Shutterstock.com.
De oceaan is bad vol mineralen. Of een wereldomvattende soeppan vol chemische processen, waarin de ingrediënten iedere 2000 jaar door de grote soeplepel van de golfstromen worden omgeroerd. En het leven van alle wezens die er in rond dobberen of zwemmen, is volledig van die ingrediënten afhankelijk. Er hoeft maar één essentieel stofje, al is het maar een snufje metaal, te ontbreken of het raderwerk staat stil. Professor Rob Middag studeerde biologie, maar hij heeft zich meer en meer ondergedompeld in de scheikunde. Hij speurt naar metalen in de oceanen, met instrumenten die zo gevoelig zijn dat ze een mespunt ijzer detecteren in ruim 10 miljoen liter water.
Als er ooit iemand de stop uit de zee zou trekken en al
het water gorgelend in een afvoerputje zou verdwijnen, dan zou er, waar nu
water is, een landschap tevoorschijn komen met oneindige vlaktes, heuvelland,
vulkanen, bergketens en duizelingwekkend diepe canyons. Dr. Furu Mienis, marien
geoloog, kan zich daar zo langzamerhand een aardig beeld bij vormen, vooral bij
die canyons, want haar specialiteit is de diepzee, dat deel van de oceaan
waarin geen daglicht doordringt. Interviewer Tessel Blok trof Furu Mienis in
het torentje van het NIOZ, waar de diepzeespecialiste uitkeek over de ondiepe Waddenzee.
Tien jaar lang was de geoloog Professor Henk Brinkhuis, directeur van het Koninklijk NIOZ, Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee. In die periode waren twee van zijn grootste zorgen hoe het instituut met krappe middelen te laten overleven en hoe een vloot van drie onderzoeksschepen in de vaart te houden. Nu, tien jaar later bestaat het NIOZ nog, en de vervanging van de vloot is in volle gang.
Henk Brinkhuis heeft de directiehamer doorgegeven en hij is weer terug bij wat hij het liefste doet: boren in de zeebodem, op zoek naar het verleden van ons klimaat. Hij is net terug van een expeditie naar de Noordelijke Atlantische Oceaan waar hij geboord heeft naar de aardlagen die 56 miljoen jaar geleden zijn neergelegd. De aarde was een broeikas toen, met palmen op de polen en concentraties broeikasgassen die die van vandaag nog verre overschrijden.
Senior instrumentenmaker Edwin Keijzer, Texelaar van geboorte, heeft, in de dertig jaar
dat hij bij het NIOZ in dienst is, leren werken onder hoge druk. Hij werkt bij
het onderdeel Nationale Mariene Onderzoeksfaciliteiten. Keijzer vertelt hoe het
is om met het team van uitvinders apparaten te maken voor de zeeonderzoekers van
het NIOZ en andere instituten en universiteiten; apparaten die bijvoorbeeld onder
omstandigheden van 600 atmosfeer soms een half jaar lang onafgebroken
nauwkeurig blijven meten. “Het is eenvoudiger om iets te maken voor de ruimte
dan voor de diepzee.”
Aardwetenschapper professor Han Dolman staat aan het begin van zijn aanstelling als directeur van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, het NIOZ. Hij zal leiding geven aan ongeveer 325 medewerkers: aan onderzoekers van overal ter wereld, aan ondersteunend personeel, aan zeelieden, technici en instrumentenmakers en aan een kleine vloot onderzoeksschepen die alle uithoeken van de oceaan bevaren. En hij is natuurlijk beschermheer van het onderzoek zelf, dat zich uitstrekt van de kust tot de oceaan, van de delta tot de diepzee.
Het is een interessante maar ook een verontrustende tijd voor oceaanonderzoekers. Het klimaat verandert, de zeeën veranderen mee. Dolman, die zich als hoogleraar aan de VU de laatste jaren vooral heeft bezig gehouden met klimaatonderzoek op het land, 30% van het aardoppervlak, maakt op 1 november 2021 de oversteek naar Texel, om, zoals hij zelf zegt, zich te gaan concentreren op de andere 70%.
Het waren de snavels van de verwante vinken op de verschillende eilanden van de Galapagos archipel die Darwin op het spoor zetten van zijn evolutietheorie. Veranderende omstandigheden leiden tot aanpassing in lichaamsbouw: kijk maar naar die verwante vogels op de verschillende eilanden: de ene heeft een dikke snavel ontwikkeld, de andere een lange.
Nu, bijna twee eeuwen na Darwins ontdekking in de stille oceaan, houden vogelsnavels de biologen nog steeds bezig. Deze keer is het de snavel van de kanoet, het dappere, compacte steltlopertje, dat ieder jaar de halve wereldbol overvliegt om te broeden en te eten. Vogelonderzoeker professor Jan van Gils van het NIOZ en de RuG heeft, als een hedendaagse Darwin, opnieuw de evolutie betrapt, deze keer bij de veranderingen van de kanoetensnavel.
Onder invloed van de opwarming van de aarde wordt de kanoet kleiner, maar de snavel van de exemplaren die in deze veranderende wereld overleven, krimpt minder hard mee, zodat in verhouding tot de rest van het lichaam de snavel groter is geworden. Een Pinokkio-snavel, noemt van Gils dat. En hij komt met een nieuwe onthulling: niet alleen de snavel verandert, ook komen er sinds hij begonnen is met zijn metingen steeds minder mannetjes uit het ei. De kanoet produceert vooral vrouwtjes.
Het IPCC-rapport 2021 is uit, het VN-klimaatrapport dat ruwweg om de zeven jaar verschijnt. Het rapport geeft een overzicht van de meest recente inzichten en bevindingen van klimaatonderzoek van experts dat over de hele wereld wordt gedaan. Natuurlijk schrijven niet al die experts aan het rapport. Dat is voorbehouden aan een selecte groep wetenschappers die de literatuur van hun vakgebied hebben bijgehouden en in aparte hoofdstukken die bevindingen samenvatten. NIOZ-onderzoeker dr. Aimée Slangen was een van de hoofdauteurs van het hoofdstuk over zeespiegelstijging. In deze podcast vertelt Aimee wat we nu weten over de zeespiegelstijging die ons te wachten staat, in hoeverre de trend nog te beïnvloeden is. Maar we beginnen met de vraag hoe de tekst die ze met haar Amerikaanse collega geschreven heeft, tot stand is gekomen, wat de moeilijkheden zijn om zo’n tekst samen te stellen en waarom ze dat wil, meewerken aan een rapport dat zo in de publieke belangstelling staat en waar - in dit achterdochtige tijdsgewricht – met zoveel vuur op geschoten zal worden.
The podcast currently has 24 episodes available.
4 Listeners
18 Listeners