Het visioen van een samenleven in vrede is wereldwijd terug te vinden en daarmee te beschouwen als een universeel verlangen van de mensheid. In deze aflevering komt het Chinese visioen van de grote harmonie of grote gemeenschap ter sprake (Ta Toeng). Het is door Confucius (551- 479 BCE) opgenomen in het boek van de Riten en de Deugd.
Drukt het een verlangen naar een verloren paradijs uit of is de Grote Harmonie een toestand waar we als mensheid naartoe evolueren? Confucius ziet het als uiterste stadium in een evolutie van toenemende vrede. Wellicht is dat uiterste stadium ooit wel geweest en keren we terug naar de oorspronkelijke staat met een geheel vernieuwde wereld.
Wanneer de Grote Harmonie heerst, is de wereld een gemeenschap, waarin heersers worden gekozen naar hun wijsheid en bekwaamheid. Wederzijds vertrouwen wordt bevorderd en goed nabuurschap gecultiveerd. De mensen beschouwen niet alleen hun ouders als hun ouders, noch behandelen zij alleen hun kinderen als hun kinderen. Er worden voorzieningen getroffen voor de bejaarden tot aan hun dood, werk voor de weerbare mensen en middelen om op te groeien voor de jongeren. Hulpeloze weduwen en weduwnaars, wezen en eenzamen, alsook zieken en gehandicapten worden goed verzorgd. Mannen hebben hun respectievelijke beroepen en vrouwen hun huizen. Zij zien niet graag dat rijkdommen onbenut blijven, maar zij houden ze niet voor eigen genoegdoening. Zij verachten luiheid, maar zij gebruiken hun energie niet voor hun eigen voordeel. Op deze manier worden zelfzuchtige intriges onderdrukt, en rovers, dieven en andere wettelozen bestaan niet langer, en de mensen hoeven hun buitendeuren niet te sluiten. Dit is de Grote Harmonie (Ta Toeng).
Referenties: Chen, L. (1986). The Confucian Way: A New and Systematic Study of "The Four Books". Taylor & Francis. Kang Yu-wei (1974). Ta Tung Shu: Das Buch von der großen Gesellschaft. Eugen Diederichs Verlag.