"Ik was zeventien toen de oorlog uitbrak, ik moest in Duitsland werken en dat wou ik niet. Ik werkte bij de belastingen en in '42 moest ik dus naar Hamburg toe. Maar ik had een vader die erg loos was. Die liet mij onderduiken bij oom Smallenbroek in Rotterdam. Ik schreef brieven: 'lieve ouders, ik ben in Hamburg aangekomen...', en die werden door iemand die wij goed kenden naar Hamburg meegenomen en daar op de bus gedaan, zodat als de Sicherheitsdienst kwam, 'die glad in de wiere waren', want er waren wel tien brieven, en ik was er toch niet."