De veelvuldige H. Hart-colleges, -ziekenhuizen en andere H. Hart-instellingen getuigen van de grote verspreiding die de devotie voor het H. Hart kende eind 19e - begin 20e eeuw. De tijden zijn echter zo veranderd dat we vandaag nog moeilijk door de verouderde taal van het liturgische feest, en door de sentimentaliteit van de beelden die erbij horen heen kunnen kijken, naar de diepe wortels ervan. In deze podcast willen we er enkele terug blootleggen.
Daarvoor moeten we ons eerst laten raken door het beeld van het hart. Het doet ons afdalen naar het levende centrum van de innerlijke mens, waar alle tegenstellingen die wij neigen te maken tussen denken en voelen overstegen worden. Hier zijn we bij wat er ten diepste speelt in een persoon, niet slechts zijn opvattingen of gevoelens, maar iemands wezenskern.
Nu kunnen we kijken naar Jezus. Zijn ménsenhart is ook Góds hart, aangezien in Hem “de liefde die God is zich onder ons heeft geopenbaard”. Daarom is Hij “zachtmoedig en nederig van hart,” en spreken we van zijn heilig Hart. Dit hart is de peilloze afgrond van Gods onmetelijke liefde waarvan de Schriftlezingen van het H. Hart-feest telkens spreken.En als dan op het kruis Jezus’ zijde wordt doorboord, wellen uit die diepe bron ‘stromen van levend water’ op.
Dat doet ons Kantiek 31 uit het Abdijboek zingen, het is het loflied uit Jesaja (hoofdstuk 12) dat op verschillend grote feesten klinkt in de liturgie, en zo ook op het feest van H. Hart (in het B-jaar): “Met vreugde zullen we water putten uit de bronnen van heil” (Jes. 12,3).
In de preek van Bonaventura klinken vervolgens een waaier aan klassieke motieven die bij heel wat vroege schrijvers met elkaar worden verbonden als ze stilstaan bij de diepte die wordt aangeboord als de lans naar Christus’ binnenste stoot. Bonaventura schrijft: “Uw diepte is zonder bodem, uw hoogte zonder grens, uw wijdte is niet te omschrijven, uw zuiverheid is onverstoorbaar.” Als Christus in de doodsslaap sluimert, maakt God óns uit zijn zijde – wij Eva, wij de Kerk, wij vinden in de opening in Christus’ zijde de rotsholte waarin we kunnen we schuilen. Christus aan het kruis is voor ons de rots waarop Mozes sloeg en waaruit nu water stroomt. Hier vloeien de paradijsstromen, de stromen van het nieuwe Jeruzalem waarvan de psalmen jubelen en zingen.
Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Hoofdcantor: Pieter Stevens. Met toestemming van de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie.