In 1912 stichtte Sun Yat-sen de Republiek China. Zijn nationalistische partij, die zich inzette voor
democratie, nationalisme en socialisme, won de eerste parlementsverkiezingen. Al snel greep
generaal Yuan Shikai de macht en zette president Sun Yat-sen af. Het land viel uiteen en werd
geregeerd door plaatselijke militaire machthebbers.
De invloed en bemoeienis van de buitenlandse mogendheden bleef groot. Uit protest daartegen en
tegen het uitblijven van veranderingen ontstond de 4 Meibeweging. Onder invloed van westerse,
Japanse en Chinese voorbeelden zette die zich in voor een modernisering van de republiek op
bestuurlijk, sociaal en cultureel gebied. Deze beweging kreeg een politieke vertaling in de Chinese
Communistische Partij.
De nationalistische en communistische partijen kregen allebei steun van de Sovjet-Unie en
werkten samen in de strijd tegen buitenlandse invloeden en binnenlandse verbrokkeling. Tijdens
de Noordelijke Veldtocht veroverde het gecombineerde nationalistische-communistische leger
onder leiding van Chiang Kaishek grote gebieden.
Na een bloedige breuk met de communisten herstelden de nationalisten in 1927 het centrale
gezag. De nieuwe regering bracht een proces van industrialisatie op gang, verbeterde de
infrastructuur en maakte gedeeltelijk een einde aan de ongelijke verdragen. Corruptie bleef echter
wijdverbreid en politieke tegenstanders werden vervolgd. Bovendien kreeg de regering niet alle
delen van het rijk volledig onder haar gezag.
In 1931 bezette Japan de provincie Mantsjoerije en vestigde daar een fascistisch geïnspireerd en
wreed regime. De laatste Chinese keizer Puyi stond als symbolische heerser aan het hoofd van
deze marionettenstaat, van waaruit verdere delen van China werden ingenomen.
In de jaren 1930 en 1940 bestreden de nationalisten en communisten elkaar maar werkten
noodgedwongen ook samen tegen Japan. Na de capitulatie van Japan brak er tussen de beide
partijen een burgeroorlog uit. De nationalistische regering was niet in staat de economische en
maatschappelijke problemen, versterkt door de gevolgen van de Japanse bezetting, het hoofd te
bieden. De communistische partij kreeg steeds meer aanhang. In 1949 riep Mao Zedong de
communistische Volksrepubliek uit. Chiang Kaishek vluchtte met zijn volgelingen naar het eiland
Taiwan. De Verenigde Staten steunden de nationalisten, de Sovjet-Unie de communisten. Zo
raakte China betrokken bij de Koude Oorlog. Bij de Verenigde Naties was het Taiwan dat heel
China vertegenwoordigde.