Marianne, een ziek meisje, luistert naar een viooltje dat haar een verhaal vertelt over twee prinsen, Paars en Krip, die slecht behandeld worden door hun stiefmoeder en stiefzusters. De prinsen vluchten, worden tuinmannen en muzikanten, en kweken speciale violen. Ze reizen rond, helpen mensen en keren vermomd terug naar hun koninkrijk. Ze helpen hun stiefmoeder berouw te tonen en het land beter te regeren. Uiteindelijk worden de prinsen erkend en regeren ze rechtvaardig, terwijl ze iedereen vergeven. Marianne leert van het verhaal over geduld en liefde, en hoe je van kleine dingen kunt leren.